
Nieuwjaarsspeech van onze voorzitter
Beste VVA-vrienden,
Ongetwijfeld zal 2023 in het teken staan van de oorlog in Oekraïne. Iedereen is het over eens dat de agressie van Poetin een buitenproportionele reactie is op historische gevoeligheden. Terzelfdertijd rijst de vraag of het Westen sinds de val van de muur wel voldoende rekening gehouden heeft met die gevoeligheden. Hebben we niet te snel geoordeeld: het communisme is gevallen, nu ligt de weg naar een vruchtbare samenwerking met de Russen open?
Die bedenking duidt erop hoe delicaat de historische snaar kan zijn in de internationale politiek en in de samenleving. Ook bij ons roepen de plannen rond de Vlaamse canon veel discussie op. Die zal bestaan uit een website met een zestigtal vensters met bijkomende uitleg over de historische en culturele ankerpunten die iedere Vlaming moet kennen. Het project richt zich tot de hele bevolking, maar zal vooral gebruikt worden in het onderwijs en in inburgeringstrajecten.
Tegenstanders noemen dit staatspropaganda en de commissie die daarmee bezig is, wordt collaboratie verweten. Van de huidige deelstaat Vlaanderen is als begrip maar sprake sinds 1860 en een canon die ervan uitgaat dat dit begrip al veel langer bestaat dringt de Vlamingen een tunnelvisie op. De canon is een verborgen agenda van het Vlaams nationalisme om haar ideologie ingang te doen vinden bij de volledige bevolking.
Voorstanders stellen dat zij enkel een gids willen bieden in de chaos die de geschiedenis is. Als leidraad wordt inderdaad de plek genomen waar wij wonen. De tegenstanders vinden die focus op het nationale verleden te eng: het publiek moet voeling krijgen met de continuïteit en de verandering, onderscheid maken tussen de korte en de lange termijn, leren wat uniek is en wat recurrent. Om die multiperspectiviteit te realiseren vragen ze meer onderwijstijd.
En daar begint het te wringen, want leraars wetenschappen, Frans en turnen vragen dat ook.
De critici verwijten de canon dat die de lat te laag legt. De vraag rijst of de meer abstracte aanpak die zij voorstellen, niet te hoog gegrepen is. Mijn persoonlijke mening is dat de informatieverstrekking over geschiedenis in de eerste plaats de belangstelling van het publiek moet opwekken. Dat doe je door aanvankelijk te focussen op het avontuurlijke, het romantische, het humoristische of het heroïsche van het verleden. Het concept van de multiperspectiviteit is alsof je een uiteenzetting geeft over ruimtemeetkunde zonder dat je eerst over vlakke meetkunde gesproken hebt. Het gevolg is dat dit publiek de geschiedenis te ingewikkeld en te saai vindt en afhaakt. En nochtans is die aanvankelijke belangstelling er: dat bewijst het succes van de boek van Bart Van Lo en Johan Op de Beeck of de televisieprogramma ‘Het verhaal van Vlaanderen’. En natuurlijk mag het voor de geïnteresseerden daarbij niet blijven: de opgewekte interesse moet leiden naar een meer veelzijdige aanpak.
Over dit alles is overleg nodig, het is jammer dat die discussie nodeloos emotioneel gevoerd wordt. Het gevaar van de politiek manipulatie van de canon lijkt me, in een democratische samenleving, niet reëel. De vrije meningsuiting levert te veel tegenspraak op om een dergelijk gevaar ingang te doen vinden. Het is illusoir dat die canon van iedere Vlaming een Vlaams nationalist zal maken. Aan wie dat wel hoopt of vreest, vertel ik graag de anekdote over het plan van de Italiaanse christendemocraten die in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw erg succesvol waren. Zij dachten toen na over de toekomst en de universiteit van Trente moest de kweekschool worden voor de komende katholieke elite. Het christendemocratisch gedachtengoed kwam er centraal te staan. Een decennium later bleek dat de terroristen van de rode brigades, of hun ideologen, veelal uit die universiteit afkomstig waren.
De critici van de canon stellen dat geschiedenis en politiek van elkaar moeten worden gescheiden. Maar kan dat wel? We hebben allemaal onze rugzak mee met onze eigen opvattingen, ervaringen, successen en frustraties. Die reflecteren zich onvermijdelijk op de manier waarop we geschiedenis benaderen. En op zichzelf is dat geen bezwaar, zolang we maar op een eerlijke manier met de feiten omgaan. Want eerlijkheid bestaat, wat bij objectiviteit niet het geval is.
En wordt er wel op zo’n waardenvrije manier met de geschiedenis omgegaan door de tegenstanders van de canon? Voor hen is de kop van jut bij uitstek de Guldensporenslag. Marc Reynebeau, senior writer bij de Standaard, heeft het over het ‘legertje aan de Groeningekouter’ en over een pyrrhusoverwinning. In mijn opleiding als stadsgids voor Brugge viel het me op dat het gebeuren van 1302 weinig aandacht kreeg en er meteen verwezen werd naar het voor Vlaanderen nadelige verdrag dat in 1305 tussen de Vlaamse graaf en Franse koning werd afgesloten. Je krijgt de indruk dat de slag in Kortrijk een fait divers is. In de tijdslijn met alle belangrijke historische gebeurtenissen die de cursisten voorgeschoteld krijgen, wordt de Guldensporenslag alleen maar in verband gebracht met de oorlogsmisdaden die de Vlamingen begaan hebben door geen de krijgsgevangen te maken bij de Franse ridders.
Je hoeft geen romantische flamingant te zijn om je aan die houding te ergeren. Het belang van de Guldensporenslag moet in de eerste plaats geëvalueerd worden binnen het tijdperk waarin hij zich heeft afgespeeld en dat is: de middeleeuwse geschiedenis. Welnu, in de veertiende eeuw werd de veldslag als een belangrijk feit ervaren.
Dertien jaar geleden stelde ik zes maanden lang het ontwerp op voor de toespraken van de burgemeester van Brugge. Toen ik die voor 11 juli moest schrijven, vertelde ik de anekdote dat de dienaar van paus Bonifacius VII zijn baas midden in de nacht gewekt heeft om hem de overwinning van de Vlamingen te melden. Philip le Bel was immers de aartsvijand van de toenmalige paus. Burgemeester Moenaert was van dit verhaal niet op de hoogte en heeft de stadsarchivaris gevraagd of het wel klopte. Het is inderdaad een historisch vaststaand feit dat een van de machtigste mannen uit die tijd het nieuws over de Guldensporenslag op die manier vernomen heeft. Is het niet bedenkelijk dat dit verhaal dat toch uitstaling geeft aan de geschiedenis van Brugge, niet gekend is door de burgemeester van die stad?
In de negentiende eeuw werd het belang van de slag inderdaad overdreven door de romantische Vlaamse Beweging. Maar laat ons even kijken naar Frankrijk, de vijand van weleer, waarvan de historici geen invloed ondervonden hebben van die Vlaamse Beweging. Deze turf is de ‘Dictionnaire d’Histoire de France’ uit 1981, ik heb hem voor de gelegenheid mee gebracht. Die gaat zowel in op de Gallische oorlog als op president Pompidou. Is dat geen nationaliseren van de geschiedenis? En zag de politieke kaart van het middeleeuwse Frankrijk er ook niet helemaal anders uit als nu?
In dat boek krijgt de Guldensporenslag een afzonderlijk item van 19 regels. Ter vergelijking: de slag bij Poitiers waar Karel Martel in 732 de muzelmannen versloeg, telt vier regels meer. De veldslagen bij de Pevelenberg uit 1304 en van Westrozebeke uit 1382 die als de Franse revanche worden beschouwd, moeten het doen met respectievelijk zeven en zes lijnen.
Geen enkel menselijk verhaal is een succesverhaal en dat is ook zo met de geschiedenis. Steeds zullen er schaduwzijden zijn, dat moeten we voor ogen houden. Maar het vermelden alleen al van overwinningen wordt door de tegenstanders van de canon weggezet als een ‘gereedschapskist voor de psychiater’. In een grauwe wijk van het verarmde Noord-Frankrijk heb ik nog affiches van twintig vierkante meter groot zien hangen met het hoofd van een hoogst controversiële figuur als Napoleon en daaronder zijn citaat ‘Impossible n’est pas français’. Dit chauvinisme lokt inderdaad een glimlach uit, maar nationale trots zomaar wegcijferen heeft het nadeel dat je het omgaan met dat begrip overlaat aan extremistische groeperingen die de negering ervan zullen aangrijpen om hun waarheid te vertellen.
In mijn boekenkast staat ook een vuistdikke ‘The Oxford Companion to British History’. Companion betekent, naast metgezel, ook ‘wegwijzer’. Wellicht hadden de initiatiefnemers beter dat woord gebruikt dan het zware ‘canon’ en zou hun initiatief gemakkelijker ingang hebben gevonden.
Het is met plezier dat ik mijn betoog kan eindigen in Oxford en meteen kan refereren naar de VVA-reis die plaats heeft van 30 april tot 4 mei en in een minimum van tijd was volgeboekt. Van de gelegenheid maak ik gebruik om de bestuursleden als dank voor hun inzet een geschenk te overhandigen dat aan onze reisbestemming doet denken. De keuze is op een fles gin gevallen: Bombay Sapphire. Met deze verwijzing naar het Britse imperium, gelardeerd met het hoofd van Koningin Victoria, is het een typisch ‘Product of England’. En nu hoop ik dat jullie me niet gaan beschouwen als een verdediger van het kolonialisme.
Ik wens hen veel ingenieuze en smakelijke cocktails toe. Mag ik hen vragen naar voor te komen, dan zien jullie - na de corona-onderbreking - nog eens de volledige en vernieuwde ploeg. Gelukkig nieuwjaar!